Officiële benaming

Geef een duidelijke naam aan het product die niet misleidend is. Uit de naam moet blijken om wat voor product het gaat. Fantasienamen en handelsnamen zijn geen officiële benamingen. U mag deze wel gebruiken, maar altijd in combinatie met de officiële naam.

U kunt uw producten op drie manieren een officiële naam geven, namelijk met een:

  • Gereserveerde aanduiding
  • Gebruikelijke benaming
  • Beschrijvende benaming

Dit artikel hoort bij Dossier etikettering.

Pauline Houtsma

Kennisspecialist Hygiëne en wetgeving

p.houtsma@nbc.nl
0317 47 12 12

Het Warenwetbesluit Meel en brood kent voor brood een aantal gereserveerde aanduidingen. Zo bent u verplicht om bij alle broodsoorten aan te geven of het wit, bruin of volkorenbrood is, afhankelijk van het gebruik van bloem, meel of volkorenmeel.

Verder gelden wettelijke voorwaarden voor het gebruik van broodnamen waarin één of meer graansoort(en) staan. Ook meergranenbrood, desem en desembrood, melkbrood, rozijnenbrood, krentenbrood, rozijnenkrentenbrood en krentenrozijnenbrood zijn gereserveerde aanduidingen. U bent niet verplicht deze aanduidingen te gebruiken, maar als u dat doet moet u wel aan de bijbehorende voorwaarden voldoen.

Verder zijn er op grond van de Europese Verordening voor Landbouwproducten 1308/2013 ook een aantal aanduidingen voor zuivelproducten beschermd (onder andere boter, room, kaas, karnemelk en yoghurt). Dat betekent dat wanneer u dit gebruikt in de naam van uw bakkerijproduct, er geen vervanger van dit zuivelproduct aanwezig is en dat het betreffende zuivelproduct een essentieel bestanddeel van uw bakkerijproduct is. Een botercroissant bevat om die reden dus geen combinatie van margarine en roomboter.

Voor cacao en chocolade gaan de eisen nog wat verder. Daarvoor is in het Warenwetbesluit Cacao en chocolade bepaald dat als het product aan een bepaalde samenstelling voldoet, u verplicht bent de daarbij behorende benaming zoals chocolade, melkchocolade of chocoladebonbon te gebruiken.

Naast een gereserveerde benaming kunt u voor uw producten ook een algemeen gebruikelijke benaming kiezen. De consument weet in dit geval doorgaans direct met wat voor product hij te maken heeft. Voorbeelden van gebruikelijke benamingen zijn stol, kano, sprits, tompouce of moorkop. Deze namen zeggen niets over de aard of samenstelling van het product, maar doordat het gebruikelijke benamingen zijn, weet de consument toch wat voor product hij mag verwachten.

Een beschrijvende naam geeft de juiste informatie over kenmerkende ingrediënten en de aard van het product. Een suikerbrood bevat bijvoorbeeld zoveel suiker dat de zoete smaak duidelijk waarneembaar is en een notenkoek bevat zoveel noten, dat de smaak daarvan kenmerkend is.

Het Warenwetbesluit Meel en brood kent de volgende definitie van brood:

Brood is gebakken eetwaar, met als kenmerkende bestanddelen

  • Water of melk
  • Rijsmiddel (niet verplicht voor roggebrood)
  • Al dan niet verkleinde of geplette vruchten van graan, glutenvrije graanbestanddelen of zaden van boekweit
  • Zout

Gebruikt u nog andere kenmerkende bestanddelen in het deeg (zoals bijvoorbeeld lijnzaad, zonnebloempitten of boter) dan hoort dat in de naam van het product terug te komen. Bijvoorbeeld “wit speltbrood met zonnebloempitten en lijnzaad” of “volkorentarwe vruchtenbrood”.

Wit pizzabroodje met tarwe en spelt, vruchtentaart of crème gebakje zijn andere voorbeelden van beschrijvende benamingen.

Pauline Houtsma

Kennisspecialist Hygiëne en wetgeving

p.houtsma@nbc.nl
0317 47 12 12